Erfgoed

Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed is een breed begrip. Het staat in principe voor alles wat we erven van voorgaande generaties en het bewaren waard vinden. De verzamelnaam voor monumenten, archieven, beschermde voorwerpen, archeologische vondsten en oude stads- en dorpsgezichten is het materieel erfgoed. Onder immateriaal erfgoed vallen tradities, dialecten, volksverhalen, liederen, feesten, rituelen, processies en ambachten.

Op deze pagina is er aandacht voor tradities en gebruiken, agrarisch erfgoed en religieus erfgoed in de Achterhoek. En voor industrieel erfgoed, dat een nieuwe invulling heeft gekregen. Dan volgt een overzicht van de activiteiten van het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (ECAL). Het instituut is een rijke bron van informatie over de streekcultuur en de streekhistorie.

Tradities en gebruiken

In de Achterhoek zijn veel tradities nog springlevend. Het carbid schieten, het blazen op de midwinterhoorn en het bloemencorso staan zelfs op de lijst van de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.

Paasvuur

Overal in de Achterhoek (en in het noorden en oosten van Nederland) worden met Pasen paasvuren ontstoken. Van kleine vuurtjes tot enorme vuren. Het aansteken van een paasvuur is een oud ritueel. Vaak wordt weken of zelfs maanden tevoren veel hout ingezameld en op een grote bult gelegd die soms tientallen meters hoog is. Is het vuur eenmaal aangestoken, dan geniet jong en oud van de vlammen en de vonken. Het paasvuur mondt in steeds meer plaatsen uit in een groot feest voor de bevolking.
De grootste paasvuren vind je in Zieuwent, Meddo en Velswijk. Die drie trekken samen meer dan 15.000 mensen. Het paasvuur in Meddo is uitgegroeid tot het VuurFestival, met een lasershow, zes podia, drie tenten waaronder een après skihut, een kinderweide en veel eettentjes. De organisatoren doen hun best om de jeugd zo veel mogelijk bij het paasvuur te betrekken. De tradities worden zo ook in stand gehouden. Holtslöppers zijn de vrijwilligers die het hout inzamelen voor de houtstapel, de baoke. Als het duister invalt mogen de beste holtslöppers het vuur met grote fakkels aanstekent. Ze worden vergezeld door kinderen uit Meddo, die zelfgemaakte lampionnen dragen.
In vroeger tijden was het voor jongelui de sport om het paasvuur al vóór Pasen in brand te steken. ‘Och voeligheid van de jonges’ werd toen gezegd. Dat wordt nu niet meer gewaardeerd. Voor de zekerheid is er bij grote paasvuren dan ook bewaking van de brandstapel. Vrijwilligers houden met name de wacht in de nachtelijke uurtjes.

In 2018 werd in Megchelen gevierd dat de traditie van het paasvuur al 200 jaar bestaat. Het evenement wordt geheel door vrijwilligers gedragen, zoals overal in de Achterhoek.

Midwinterhoorn blazen

De midwinterhoorn schalt over het Achterhoekse landschap vanaf de eerste Advent (eind november) tot en met Driekoningen (6 januari). Een haast hees en bij vlagen hoog ‘Oehoehoehoe’ klinkt door de winterse lucht, dat ‘beantwoord’ wordt vanuit een andere hoek. Het zijn eenvoudige tonen die de midwinterhoorn voortbrengt in de donkerste tijd van het jaar. De oerklanken zijn behalve in de Achterhoek ook te horen in Twente, Drenthe, Groningen en op de Veluwe. Het blazen op de midwinterhoorn staat sinds december 2013 op de lijst van de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.
De hoornblazers staan op kerstmarkten en andere evenementen. Of ze staan  verspreid op speciale wandelroutes, waar ze hun kunsten demonstreren en signalen aan elkaar doorgeven. In verschillende plaatsen worden cursussen gegeven om zelf het instrument te maken van een verse berken-, elzen- of wilgenstam met een lichte kromming aan het eind. Gedroogd, door midden gezaagd en over de hele lengte uitgehold. Van een takje van de vlierstruik wordt het mondstuk gemaakt. Wekenlang zijn mensen daarmee onder de pannen. En dan ook nog oefenen om er geluid uit te krijgen.
Is het nu vooral een traditie die nieuw leven ingeblazen is, vroeger was de midwinterhoorn een communicatiemiddel. Bekend is dat de midwinterhoorn in de grensstreek gebruikt werd om smokkelaars te waarschuwen voor de politie. Het gebruik zou zijn oorsprong vinden in de Germaanse joelfeesten, die zich afspeelden rond de midwinter-zonnewende op 21 december.

Carbid schieten

De traditie van het carbid schieten of knallen op 31 december is in de Achterhoek nog springlevend. Het jaar uitluiden met een harde knal van de melkbus in een weiland; een tent vol vrienden, familie en buurtgenoten en een borrel of verse oliebol binnen handbereik. Sinds 2014 behoort het in Nederland officieel tot het nationaal cultureel erfgoed. De passie voor het carbid knallen is groot. Of dat nu met een enkele melkbus of met een batterij van dertig melkbussen, in een weiland gebeurt. Zo hard mogelijk lawaai maken, dat is de uitdaging. De sfeer is gemoedelijk met muziek en vuurkorven.
Bij het carbid schieten gaan brokken carbid in een melkbus. Door water bij te voegen en de melkbus af te sluiten met een bal, ontstaat een explosief mengsel. Een vlammetje laat dat mengsel exploderen, waardoor een doffe of harde knal klinkt en de bal hoog door de lucht vliegt. Het gebruik van een deksel is tegenwoordig verboden; het is te gevaarlijk.
De uitdaging van het carbid schieten ligt hem in de moeilijkheid van het timen. Door de hoeveelheid carbid en water en de tijdsduur tot ontsteking te variëren, is het de sport een optimale knal te veroorzaken. In sommige dorpen wordt geschoten met tientallen bussen tegelijkertijd en is het zaak om het schieten goed te regisseren, zodat de bussen regelmatig na elkaar knallen. Deze vorm van georganiseerd carbid schieten ligt vaak in handen van een sportclub, vriendengroep of carbid- of oudjaarsvereniging.

Kniepertjes eten

Vooral in de noordelijke Achterhoek eten ze kniepertjes rond de jaarwisseling. Ze worden gebakken in speciale wafelijzers. Vroeger waren dit smeedijzeren knijpijzers die boven het haardvuur werden gehouden. Nu worden elektrische wafelijzers gebruikt. Het meest lijken kniepertjes nog op oubliehoorns, zoals gebruikt voor schepijs. Het recept is echter anders: zoeter, en met kaneel. Direct na het bakken, als het baksel nog warm is, kan het rond een stokje opgerold worden. Na afkoelen blijft een knapperig, hol rolletje over, dat door sommige mensen volgespoten wordt met slagroom. Anderen verkiezen een plat kniepertje.
Het verhaal gaat dat de platte wafels bij oudjaar horen. Het jaar heeft al zijn geheimen prijs gegeven, is helemaal open. Op Nieuwjaarsdag symboliseert het rolletje het onbekende nieuwe jaar, het zit nog verborgen. De platte versie wordt vooral in Drenthe, in de noordwesthoek van Overijssel en in Salland, de opgerolde versie meer in Groningen, Twente en de Achterhoek.

Meiboom zetten

Als de bouw van een huis het hoogste punt heeft bereikt, dan wordt er een meiboom geplaatst door de buurt, nog voor het dak dicht zit. De meiboom is een denneboom met alleen het topje nog groen; de takken zijn eraf gehaald. De boom wordt door de buurmannen uit het bos gehaald. Onder de top hangt een krans, versierd met door de vrouwen gemaakte roosjes van crêpepapier. Er hangen ook altijd wel een paar lege bierflessen aan. De boom moet hoger zijn dan het dak, want volgens de traditie moet de eigenaar er een ladder van kunnen laten maken tot de nok. Willen daarna vrienden of familie er ook nog één zetten, dan moet die nóg langer zijn. De naaste buurman is de organisator. Het plaatsen van de meiboom gaat altijd met alcohol gepaard, want op het nieuwe huis moet gedronken worden. Het pannenbier is een begrip dat op meer plaatsen in Nederland bekend is.

Natuurlijk Achterhoek

Meiboom bij een bedrijfspand in Etten.

Groen maken

Een soortgelijke traditie is het groen maken bij een huwelijk. Of dat nu bij de trouwerij van een jong stel is, of bij een 25-, 40-, of 50-jarig huwelijk. De mannen halen de dennetjes in het bos of bij een kwekerij, de vrouwen maken de roosjes van crêpe- of zilverpapier. Dat gebeurt altijd enkele dagen voor het feest. Als het groen – dennetjes en huwelijksboog – bij de voordeur geplaatst is, dan moet het bruidspaar het geheel komen keuren, waarna de buurtgenoten worden uitgenodigd voor een drankje bij het paar. Vroeger was er altijd wel een buurvrouw, die de stoep ging vegen of langs de heg harken ‘zodat alles netjes was voor het feest’. Ook bij de feestzaal werd ‘groen gemaakt’, al is die traditie teruggelopen omdat er minder grote trouwfeesten worden gegeven.

Buurt maken

Als je ergens ‘nieuw’ gaat wonen, is het traditie om buurt te maken. Dat wil zeggen je nodigt de buren uit voor een hapje en een drankje. Als je eenmaal buurt hebt gemaakt, zijn dat voor altijd ‘jouw buren’. Aan de naaste buurman, de naoste naober, geef je door wie er allemaal bijhoren. In het verleden hielp de buurt meteen mee om het huis van de nieuwe bewoners schoon te maken. Natuurlijk gevolgd door een ‘dröpken uut `t glas’. Ook deze traditie is de laatste decennia minder geworden.

Naoberschap

Typisch voor de Achterhoek is het naoberschap. Vanouds was het een ruime en intensieve vorm van burenhulp, die noodzakelijk was voor de bewoners van buurtschappen en dorpen in een tijd dat er geen goede openbare voorzieningen waren. Naoberschap, je vindt het behalve in de Achterhoek ook in Twente, Drenthe en over de grens in de regio Bad Bentheim.
Vooral bij de vele kleine boeren was het noodzaak om elkaar van tijd tot tijd te helpen. De hulp was wederkerig, want iedereen had z’n buurman wel eens nodig. De naoste naober ofwel de eerste naober (de dichtsbijzijnde buurman) had een nog sterkere naoberplicht. Hij moest alles regelen bij diverse gebeurtenissen, of dat nu bij een huwelijk, een jubileum of bij een begrafenis was. Vroeger was het erg belangrijk dat de groep niet te klein was. De buurt was kraamhulp, ceremoniemeester en begrafenisondernemer en de gasten werden bediend door – jawel – de buurvrouwen. Ook bij ziekte kwam de buurt waken of haalden de buren de dokter of geestelijke erbij. Naoberschap in deze intensieve vorm is er eigenlijk niet meer. Die afhankelijkheid van de buren, en daarmee ook de sociale controle die soms wel verstikkend kon zijn, is met de groei van de welvaart, de toegenomen mobiliteit en de sterk veranderende samenleving minder geworden.

Modern naoberschap is dat de buren je planten, post of huisdieren verzorgen als je op vakantie bent. Modern naoberschap is bijvoorbeeld ook voedsel verbouwen voor de Voedselbank. Het begrip staat weer in de belangstelling, omdat de overheid op de zorg van ouderen bezuinigt en er zo weer vaker een beroep op de buren gedaan wordt. In 2013 verscheen een boek hierover: ‘Modern naoberschap: hype of houvast’. Enkele Achterhoekse gemeenten hebben een Naoberfonds opgericht om de leefbaarheid in de kernen te vergroten.

Abraham en Sara

De traditie om een Abraham of Sara te plaatsen bij iemand die 50 wordt, is onverminderd groot in de Achterhoek. Sommige jarigen hebben wel vijf tot tien poppen in de tuin staan, vergezeld van de bontste spreuken. In het buitengebied zie je enorme poppen van stro of hooi in het weiland staan.

Kraomschudden

Jongeren maken vaak deel uit van hechte vriendengroepen, die soms zelfs een eigen drankkeet hebben. Vriendschappen voor het leven ontstaan hier. Bij de geboorte van een kind in de groep wordt ‘een ooievaar’ in de tuin geplaatst. Zo wordt de baby welkom geheten in de vriendenclub of in buurt. Hoe meer vrienden het echtpaar heeft, des te meer ooievaars en welkomstkreten bij een huis staan. Soms is het een enorm spektakel.
Vroeger kende men het begrip ‘kraomschudden’ ofwel het op kraamvisite gaan bij de jonge ouders (‘de kleine laote pissen’). Het bezoek nam dan een enorm krentenbrood mee van wel twee meter lang. Tijdens de visite kreeg iedereen een plak krentenwegge, rijkelijk besmeerd met roomboter. De baby werd aan iedereen getoond. Tegenwoordig is de krentenwegge vervangen door beschuit met muisjes.

Slachtvisite

Soms wordt een traditie op kleine schaal nieuw leven in geblazen, zoals de jaarlijkse slachtvisite bij Erve Brooks in Gelselaar in de slachtmaand november. Rein Hofman van slagerij Kastelein uit Diepenheim kruipt in de huid van de huisslachter, een inmiddels uitgestorven beroep, maar eentje dat in de eerste helft van de vorige eeuw nog volop beoefend werd. Een huisslachter kwam jaarlijks bij de boeren langs om een varken te slachten, uit te benen en te verdelen.
Eenmaal geslacht en wel werd het varken aan de ladder gehangen en begon het ‘vet priezen’. Buren kwamen het varken bekijken en spraken hun lof uit over het dikke spek en de prachtige hammen. Daarop deelden de boer en de boerin vanzelfsprekend de nodige borrels uit en de ‘slachtvisite’ was een feit. Boer en boerin, medewerkers en buurt; iedereen hielp mee het vlees te verwerken, te zouten, drogen of in te wecken. Het zijn ambachten die tegenwoordig nog maar weinigen beheersen. Kinderen snoepten van de bloedworst en speelden met foekepotten of snorrebotjes, gemaakt van varkensblaas en varkenskootjes.
Bezoekers kunnen tijdens de slachtvisite bij Erve Brooks zien, proeven en ervaren hoe dit bijzondere gebruik in leven wordt gehouden. Voor de oudere plattelandsgeneratie pure nostalgie, voor de jongere een kennismaking met de tijd, waarin men nog precies wist waar het vlees op hun bord vandaan kwam. Toen er nog balkenbrij op het menu stond, bloedworst of naegelholt of een lekkernij als smaltappels en zwaardemaag.
Ook museum Smedekinck in Zelhem houdt jaarlijks een slachtvisite met pruveri-j in november. Er is altijd veel belangstelling voor dit evenement.

Tot slot

Dit overzicht van tradities en gebruiken is nog lang niet compleet. Sommige zijn alleen in bepaalde plaatsen te vinden, zoals de schuttersfeesten met het vogelschieten en het vendelzwaaien, de eeuwenoude gildes,  de processies in Wehl en Azewijn, de bielemannen op de kermis in Hummelo en Baak, de jaarlijkse hanenkraaiwedstrijden in Neede. De bloemencorso’s in Winterswijk, Lichtenvoorde, Beltrum en Rekken. Plezier, saamhorigheid en gemeenschapszin gaan hand in hand.

Natuurlijk Achterhoek

Beeld schuttersverenigingen in Didam.

 

Agrarisch erfgoed

Gereedschappen, werktuigen, boerenkleding, keukengerei en inrichting van boerderijen. Je vindt het in de Achterhoek op meerdere plekken. Verzamelaars en liefhebbers van het agrarische verleden brachten heel wat spullen bij elkaar en willen die maar wat graag aan het publiek laten zien. Zoals museumboerderij De Neeth in Barlo, museum Smedekinck in Zelhem en Erve Brooks in Gelselaar. Of de verzameling boerengoed in het Hofshuus in Varsseveld of de Gildekaot in Zeddam. Er is veel bewaard gebleven voor het nageslacht. Bijzonder is ook Wakel Slat in buurtschap De Haart in Aalten. Een soort klein openluchtmuseum met bijzondere verzamelingen, zoals een radmakerij, een smederij, de werkplaats van de klompenmaker, een iemenschoer (bijenstal) en een bakhuisje. Een juweel is boerderijmuseum de Lebbenbrugge in Borculo, een eeuwenoude tol-herberg en boerderij (foto’s hieronder). Jaarlijks zijn er activiteiten uit het boerenleven, zoals een spindag, slachtvisite, oldtimer tractorendag of een oogstdag. Op en top agrarisch erfgoed!

Er zijn veel historische boerderijen in de Achterhoek, al dan niet beeldbepalend in het landschap. In 2019 is de Boerderijenstichting Achterhoek opgericht ‘voor het behoud van historische boerderijen, erven en bijgebouwen’. Een van de plannen is een luikenproject voor herstel of renovatie van de originele luiken. Veel luiken zijn in de loop der jaren verdwenen of verkeren in slechte staat. De luiken vormen een karakteristiek onderdeel van het agrarisch erfgoed in de Achterhoek. Donateurs van de stichting krijgen een schildje met het logo van de Achterhoekse vlag (maar dan verticaal alsof het een luik is) en met een spatje van de kleur ossenbloedrood. De stichting wordt ondersteund met subsidie van Leader Achterhoek. Te zijner tijd zal ook aandacht besteden worden aan verduurzaming en erfinrichting. (De foto’s hieronder zijn bij Winterswijk gemaakt).

Religieus erfgoed

Natuurlijk Achterhoek Gemeente Aalten

De Westerkerk in Aalten is nog in gebruik en is een gemeentelijk monument.

Lange tijd was de Achterhoek een diepgelovige streek van protestanten en katholieken. Vaak dwars door elkaar heen wonend of per dorp geordend. Vanaf de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw is het kerkbezoek ook in onze streek drastisch teruggelopen. De rijke historie van meer dan 2.000 jaar religieus erfgoed staat onder druk. De kerken raken leeg, sluiten en krijgen steeds vaker een andere bestemming: een expositieruimte, gemeenschapshuis, horecabedrijf of woonhuis. Echter niet alle godshuizen in de Achterhoek worden aan de eredienst ontrokken. De kerken blijven uiteraard als beeldbepalende gebouwen bestaan, als de iconen in dorp en stad. De torenspits steekt nog altijd fier omhoog, herkenbaar voor de inwoners. ,,Als ik de kerk zie, dan weet ik dat ik weer thuis ben.’’

Herbestemming kerken

De gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk denken samen na over de toekomst van de kerkgebouwen in de Kerkenvisie Oost Achterhoek. Dat hoeft niet per definitie een herbestemming te zijn. Gebouwen kunnen ook hun religieuze functie houden, of naar multifunctioneel gebruik overgaan.

De COUP Groep onderzoekt de 55 kerken in de drie gemeenten. COUP inventariseert of een kerk een rijks- of gemeentelijk monument is en bekijkt o.a. de bouwgeschiedenis, de religieuze geschiedenis, de muurschilderingen en glas-in-lood ramen en de inventaris. Is het een beeldbepalend gebouw? Hoe zeldzaam is een kerkgebouw? Welke rol heeft de kerk in het dorp? Het team gaat het archief in, bekijkt foto’s en bouwtekeningen en onderzoekt de kwaliteit van het gebouw. Als alle gegevens boven water zijn, wordt er een kerkenpaspoort opgesteld met criteria als gaafheid, zeldzaamheid en kwaliteiten. Uiteindelijk rolt er een overzicht van de monumentale kerken uit, dat interessant kan zijn voor de strategieën om de kerken een nieuwe bestemming te geven.
De TU Delft is partner in het onderzoek; zij bekijkt o.a. het vastgoed van het religieus erfgoed. Belangrijk is de vraag: hoe is de investering terug te verdienen? Maar ook: wat is de economische, maatschappelijke of de monumentale waarde?

De Koppelkerk in het pittoreske Bredevoort kreeg in 2015 al een nieuwe functie. De voormalige gereformeerde kerk is nu een centrum waar alle kunstvormen samenkomen. Naast exposities en concerten worden er literaire cafés, lezingen en boekenmarkten georganiseerd. De ruimtes worden ook zakelijk verhuurd om het gebouw exploitabel te houden.

Industrieel erfgoed

Een groot aantal traditionele bedrijven is inmiddels verdwenen uit de Achterhoek. Sinds de herwaardering van het industrieel erfgoed vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw, wordt er regelmatig een nieuwe invulling van een oud fabriekspand gevonden. Enkele voorbeelden.

DRU Industriepark

Lange tijd was de DRU in Ulft een belangrijke werkgever in de regio. Inmiddels is de industriële bedrijvigheid verdwenen. De voormalige ijzergieterij, opgericht in 1754 langs de Oude IJssel, is tegenwoordig een complex waar het industriële erfgoed van de oude fabrieksgebouwen gekoesterd wordt. Het complex, met de markante watertoren als baken, is beeldbepalend en ademt meer dan 250 jaar historie.
Het DRU Industriepark telt zeven rijksmonumenten die allemaal een nieuwe bestemming hebben gekregen met cultuur, horeca, onderwijs, wonen, ondernemen en innovatie. Het Portiersgebouw is een culturele hotspot met o.a. de popzaal, de theaterzaal en de bibliotheek, en met grand café Het Schaftlokaal met terras en waterspeelplaats. In het Loonbureau zijn Optimaal FM en Regio8 gevestigd. CIVON Innovatiecentrum en kunstenaarsvereniging Breekijzer zitten in de voormalige Afbramerij. De oudheidkundige vereniging heeft onderdak gevonden in het Ketelhuis. Hier zit ook de officiële trouwlocatie Ouhr. Huntenkunst is één van de evenementen die in de SSP-HAL plaatsvinden. Bij de fabrieksschoorsteen zijn portretten aangebracht van voormalige arbeiders. Het fotomonument moet de herinnering aan de huttekeerls levend houden. De weilanden aan de overkant van het DRU Industriepark zijn het toneel van muziekfestivals als Hemelvaartfeesten en Huntenpop.

Natuurlijk Achterhoek

DRU Industriepark.

De Tricot

De Tricot, een vervallen textielfabriek in Winterswijk, is verbouwd tot een modern wooncomplex met de status van rijksmonument. Het industriële karakter is gebleven en geeft een meerwaarde aan het wonen hier. Het Wilhelmina-gebouw uit 1890 bestaat uit baksteen en glas en is een aaneenschakeling van onderdelen uit diverse perioden en bouwstijlen. De Spoelerij uit 1912 is een van de eerste constructies in Nederland met gewapend beton. De twee gerenoveerde monumentale gebouwen zijn de enige overblijfselen van het vroeger zo belangrijke Tricot-complex. De textielindustrie in Winterswijk is niet meer. Maar het appartementencomplex herinnert aan het verdwenen tijdperk.

GOLS-stations

De treinstations van de GOLS, de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij (1881-1926), zijn juweeltjes van gebouwen, her en der verspreid door de Achterhoek. Een aantal is in de vorige eeuw gesloopt, enkele zijn na een forse renovatie weer in gebruik genomen. Maar nu als woonhuis of kantoorruimte. Vaak zijn het gemeentelijke monumenten.
Het voormalige GOLS-station in Winterswijk fungeert als museum over de spoorweggeschiedenis van de Achterhoek. Een grote modelspoorbaan beeldt de spoorsituatie uit de jaren twintig van de vorige eeuw uit. Ook beleef je er de historie van de textielindustrie in Winterswijk, het kolenvervoer en het openbaar vervoer in Oost-Nederland. De bezoeker maakt kennis met Jan Willink, grondlegger van het eerste spoor in de Achterhoek en ontdekt hoe belangrijk de spoorwegen waren in de vorige eeuw. En hoe dit veranderde met de komst van de vrachtwagens en autobussen. De collectie mobiel erfgoed geeft een goed beeld hoe het openbaar vervoer op de weg zich heeft ontwikkeld.

Het gemaal

Bij de monding van de Grote Beek in de IJssel, ten zuiden van het stadje Bronkhorst, staat een elektrisch aangedreven schroefpompgemaal dat dateert uit 1953. Het is gebouwd door de Provinciale Waterstaat in het kader van de dichting van de Baakse Overlaat. Het gemaal heeft tot taak om het water te bemalen uit het stroomgebied van de Grote Beek, Dremptse Wetering en Oldenhaafse Wetering. De cultuurhistorische waarde is hoog vanwege de gaaf bewaarde architectuurstijl uit de wederopbouwperiode. Het pompgemaal, evenals de voormalige woning van de beheerder, is een bescheiden maar zuiver voorbeeld van het Moderne Bouwen. Beide zijn dan ook in 2011 als gemeentelijk monument erkend.
In de woning zit nu Het Kunstgemaal, een galerij voor hedendaagse kunst en vormgeving. Het Keukengemaal is de naam van de kleinschalige horeca naast het charmante pand, met prachtig uitzicht op de uiterwaarden. Het Keukengemaal bestaat uit enkele mooi gecamoufleerde zeecontainers, want op de dijk mag niet gebouwd worden. Het gemaal zelf werkt nog altijd, en wel volautomatisch.

Natuurlijk Achterhoek

Gemaal De Grote Beek aan de dijk bij Bronkhorst.

Graansilo

Er is ook industrieel erfgoed van jongere datum dat nieuw leven ingeblazen is. Wie met de trein van Arnhem naar Doetinchem reist kan hem niet missen: de oude graansilo aan de rand van Wehl naast het spoor. Het fabriekscomplex werd vanaf het begin van de vorige eeuw gefaseerd opgebouwd in opdracht van de agrarische coöperatie. Het magazijn dateert uit de jaren twintig van de vorige eeuw en is het oudste nog bestaande deel. In 1956 werd het fabriekscomplex voltooid en verrees ook de silo. Het is een herkenbaar punt in de wijde omgeving, vandaar dat silo’s ook wel de kathedralen van het platteland worden genoemd. De graansilo van Wehl is nu een inspirerende werkplek voor creatieve ondernemers. De hoge ruimtes zijn ook af te huren voor vergaderingen, trainingen en teambijeenkomsten. Eigenaar is BOEi, die zich inzet voor de restauratie en herbestemming van industrieel erfgoed in heel Nederland.

Nog een graansilo

Het voormalige veevoerbedrijf Boeyink in de Zelhemse buurtschap Heidenhoek is gerenoveerd en getransformeerd tot een mix van bestaande- en nieuwbouw met enkele woningen. Het oorspronkelijke maalderijbedrijf bestaat o.a. uit een directeurswoning annex bakkerij en winkel, maalderij, meerdere silo’s en diverse opslagloodsen. De provincie en de gemeente Bronckhorst hebben Erve Boeyink aangemerkt als cultuurhistorisch en industrieel erfgoed. Door zijn hoge ligging zijn de contouren van het silocomplex en de toren al vanuit de wijde omtrek te herkennen. Een echte eyecatcher in het landschap, ook wel ‘de kathedraal van de Heidenhoek’ genoemd.
Cultuurhistorisch waardevol zijn de gevels van de voormalige bakkerij en de achtergevel van de ‘deel’, alsmede de oude bakovens die nog steeds aanwezig zijn. Deze onderdelen zijn uiteraard bewaard gebleven. Het oude voorhuis is in 2019 in dezelfde stijl (casco) herbouwd.

De bandenfabriek

Bandenfabriek Vredestein had van 1934 tot 2001 een vestiging in Doetinchem voor de productie van rubberen fiets- en autobanden. Na de sluiting van de fabriek kwam het terrein vrij voor nieuwe ontwikkelingen. De bouwwerken zijn inmiddels gesloopt, met uitzondering van het ketelhuis met ernaast een grote rode schoorsteen. Het ketelhuis uit 1934 was jarenlang een bouwval, maar is in 2017 grondig gerestaureerd met behoud van allerlei historische elementen. De oude spanten en de stalen profielen zijn zoveel mogelijk intact gelaten. Het meest bijzondere is misschien wel dat een halve meter achter de pui, waar niets aan mocht veranderen, een nieuwe glazen pui is verrezen. Met getint glas en een zonweringssysteem, want anders zou het er heel snel te warm worden. In het oude gebouw is een hypermodern klimaatsysteem voor verwarmen en koelen gebouwd. Een luchtbehandelingssysteem met een warmtewisselaar zorgt ervoor dat het pand ook slim geventileerd kan worden. In het ketelhuis met industriële look is nu een uitzendbureau gevestigd.

Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers

Het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers is in 2011 ontstaan uit een fusie tussen het Achterhoeks Archief en het Staring Instituut. Daarmee heeft het Erfgoedcentrum, dat gevestigd is in ’t Brewinc aan de IJsselkade in Doetinchem, zowel archieftaken als zogeheten streekeigentaken.
Achterhoek en Liemers worden vaak in één adem genoemd, maar het zijn toch echt twee heel verschillende gebieden. Het Erfgoedcentrum bedient het publiek in beide regio’s met informatie over de streekcultuur en – historie. Beeldcollecties, boeken en documentatie zijn voor iedereen in te zien in de studiezaal op de eerste verdieping in het Brewinc-pand of via de website. Ook beheert het Erfgoedcentrum de archieven van de acht Achterhoekse gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk

Natuurlijk Achterhoek

Bakhuisje bij Vorden op landgoed Hackfort.

Hieronder een kort overzicht van de activiteiten.

Het Erfgoedcentrum draagt het dialect een warm hart toe. Daarom worden er activiteiten georganiseerd om de streektaal onder de aandacht te brengen en te houden, en zorgt het centrum ervoor dat het dialect wordt gedocumenteerd in het WALD, het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten. Eén keer per jaar wordt het Streektaaldictee georganiseerd. Voor scholen is lesmateriaal met betrekking tot het dialect ontwikkeld.

Jaarlijks organiseert het Erfgoedcentrum samen met de Dialectkring Achterhook en Liemers en de Vrienden van de Streektaal Lochem en Umgeving de Verkiezing Beste Boek Achterhoek en Liemers en de daaraan gekoppelde Boekenweek. Doel is de promotie van verschenen publicaties uit en over de streek, en ook bedoeld als stimulans voor de productie van boeken uit de regio.
De Mr. Steenbergenstichting (genoemd naar een kantonrechter in Groenlo) is de eigen uitgeverij. Zij geeft diverse boeken met betrekking tot de regio uit. Voorbeelden van structurele uitgaven zijn de Achterhoekse Almanak en het Jaarboek Achterhoek en Liemers. Twee keer per jaar is er een boekenverkoop bij het Erfgoedcentrum, waarbij zowel nieuwe als tweedehandsboeken worden verkocht.

Onze regio kent een rijke popgeschiedenis. Het Poparchief Achterhoek en Liemers (PAL) heeft een digitaal archief opgebouwd, waarin het muzikale verleden van de streek is opgeslagen. Van pop tot rock-’n roll. Ook op dialectgebied zijn er de afgelopen tientallen jaren mooie liedjes gemaakt. Het muzikale erfgoed is te vinden bij het Erfgoedcentrum.

Een belangrijke rol is de regionale identiteit, de eigenheid van de Achterhoek en Liemers in beeld te brengen en te stimuleren. Onder het mom ‘Wat je van de Achterhoek moet weten’ organiseert het Erfgoedcentrum het Achterhoek College. Met een serie van zes colleges biedt het een leergang aan voor mensen die in de Achterhoek (komen) wonen en werken en inzicht willen krijgen in de Achterhoekse samenleving vanuit historisch, economisch, cultureel en sociologisch perspectief. De colleges worden gegeven door autoriteiten op hun vakgebied.

Op de erfgoedsite staat onder ‘Links’ een overzicht van alle heemkunde- en historische verenigingen in de Achterhoek en Liemers. Deze organiseren lezingen en activiteiten en geven een eigen tijdschrift uit én hebben vaak een eigen dialectclub.

Natuurlijk Achterhoek