Winterswijk Landschap

Het landschap van Winterswijk

Het landschap rond Winterswijk is misschien wel het meest karakteristiek voor de Achterhoek. Het gebied heeft zijn kleinschalige coulissenlandschap behouden, een aaneengesloten gebied met een afwisseling van open plekken, houtwallen, bosjes, bomenrijen en struweelhagen. Mede door de essen is het reliëf opvallend. Idyllisch zijn de meanderende beken in de bossen. Betoverend mooi, als de zon er doorheen schijnt. Het Korenburgerveen en het Wooldse Veen zijn twee fraaie hoogveengebieden, de Bekendelle is een moerasbos waar  de Boven-Slinge doorheen stroomt en Willinks Weust is het natuurgebied waarin de steengroeve ligt. Zij zijn de kroonjuwelen in het landschap van Winterswijk.

Natuurlijk Achterhoek, gemeente Winterswijk

Ratumse beek bij de Bredelerweg.

Vanwege deze kenmerken riep de Nederlandse overheid het gebied in 2005 uit tot Nationaal Landschap. Het kent een ongekende variatie van natuur en cultuurhistorie. De inwoners van Winterswijk zijn allemaal trots op het unieke gebied van 22.000 hectare. Het beslaat dan ook de hele gemeente Winterswijk (14.000 hectare) en aangrenzend delen van de gemeenten Aalten, Oost Gelre en (een klein deel van) Berkelland. Er zijn meerdere Nationaal Landschappen in Nederland, maar Winterswijk is het enige met de plaatsnaam in zich.

Verspreid liggen talrijke landgoederen met authentieke scholtenhoeves, de vroegere woonplaats van invloedrijke boeren die oorspronkelijk als schout optraden voor de hofheren in Gelre of Münster. Voor de vorming van het landschap en de buurtschappen speelden deze ‘scholten’ een belangrijke rol.

De grote, open steengroeve in de buurtschap Ratum biedt een venster biedt op het geologisch verleden. Overigens is de bodemopbouw in de hele gemeente Winterswijk bijzonder gevarieerd en wordt geologisch gezien als het rijkste stuk van Nederland. Winterswijk wordt ook wel de mozaïekvloer van Nederland genoemd. Het agrarisch buitengebied met de landbouwgronden en boerderijen vormt een wezenlijk onderdeel van Winterswijk. Mooie zandwegen zijn talrijk; een netwerk van in totaal circa 80 kilometer ligt verspreid in het landschap. De gemeente wordt aan drie zijden omgeven door de grens met Duitsland. Er zijn talloze groene grensovergangen.

Natura 2000

Vier Natura-2000 gebieden liggen in het Nationaal Landschap Winterswijk: Bekendelle, Korenburgerveen, Wooldse Veen en Willinks Weust. Zij maken deel uit van een netwerk van beschermde natuurgebieden in Europa; karakteristieke natuurgebieden met een bijzonder landschap en een hooggewaardeerde biodiversiteit. Natura 2000 maakt zich sterk voor het behoud en herstel ervan, want veel zeldzame planten en dieren hebben het moeilijk. Hun leefgebied is te klein, de lucht is te zuur, de grond is te droog en te voedselrijk. Als deze omstandigheden verbeteren, kan de natuur zich herstellen. De komende jaren wordt de grondwaterstand verhoogd zodat de Natura-2000 gebieden natter worden. Ook worden maatregelen genomen om de  stikstofuitstoot te verminderen.

Bekendelle

Natuurgebied Bekendelle is het mooist ontwikkelde moerasbos van Gelderland. Dit bijzondere stukje natuur ten zuiden van Winterswijk is ook voor Nederland uniek. Het beekdal van 63 hectare heeft fraaie overgangen van natte naar de wat drogere bossen, wat zorgt voor een verscheidenheid aan planten- en diersoorten. Het bos kenmerkt zich door een diversiteit aan loofbomen en bevat een rijke mosflora, waaronder het zeldzame spatelmos. Er groeien  bijzondere planten als slanke sleutelbloem en bosgeelster. De ijsvogel, de grote gele kwikstaart en de zeldzame middelste bonte specht voelen zich er thuis. Ook vinden we er een van Nederlands grootste populaties van de zeldzame bosbeekjuffer. Deze libellensoort is kenmerkend voor langzaam stromende beken met een zeer goede waterkwaliteit. Ook zeldzame zweefvliegen, loopkevers en vlinders komen er voor. In het gebied zijn zelfs weer boommarters gezien.

De naam Bekendelle – uitgesproken als Bekkendelle –  is afkomstig van bek en delle, ofwel beek en dal. Je hoort er voortdurend kabbelend water: dwars erdoorheen stroomt de Boven-Slinge. Deze ontspringt zo’n 20 kilometer verderop in Duitsland. De loop van de beek veranderde regelmatig. Dit zie je nog aan de afkalvende, hoge buitenoevers en de aangroeiende zandige oever aan de binnenkant. Sommige omgevallen bomen mogen blijven liggen en fungeren als een natuurlijk speelelement over de beek heen.

In de vroegere rivierbeddingen is een vochtig elzenbos ontstaan. Bij regenachtig weer stond het hier in het verleden soms helemaal of gedeeltelijk onder water. De laatste jaren is de grond echter te droog geworden. De werkzaamheden van onder meer het Waterschap Rijn en IJssel zijn erop gericht om het vochtige loofbos in stand te houden. Daarvoor zijn maatregelen in de waterhuishouding nodig en moeten bomen wijken die minder geschikt zijn voor zo’n type bos, zoals naaldbomen. Met het plaatsen van dammetjes en het ondieper maken van sloten, moet het gebied natter worden.

De Bekendelle ligt in de buurtschap Woold. Vlakbij bevindt zich Berentschot’s Watermolen, een rijksmonument uit 1652 met een restaurant en fraai terras. Veel wandelaars vertrekken van hieruit naar de Bekendelle. Op loopafstand ligt ook landgoed Keunenhuis, met het authentieke en gelijknamige restaurant. Een omgeving met een grote cultuurhistorische waarde. Lees meer over de Bekendelle op de site van Natuurmonumenten, die eigenaar is van een klein deel van dit natuurgebied. Het grootste deel is echter eigendom van particulieren, vertegenwoordigd door Bosgroep Midden Nederland.

Willinks Weust

Willinks Weust is een afwisselend en kleinschalig gebied van 51 hectare in de buurtschap Ratum, oostelijk van Winterswijk. In de vochtige blauwgraslanden van Willinks Weust groeien zeldzame planten zoals karwijselie, vlozegge, blonde zegge, bevertjes en kammos. Behalve blauwgraslanden komen in het gebied ook jeneverbesstruiken, hulst, beukenbossen en eiken-haagbeukenbossen voor. In de ondergrond komt muschelkalk en bontzandsteen voor. Deze kalk wordt nog steeds vanuit de steengroeves gehaald en verkocht. Het is voor Nederland en Europa een unieke situatie en levert bijzondere natuur op. In een van de groeves broedt de oehoe, de grootste uilensoort ter wereld.

Natuurgebied Willinks Weust is eigendom van Staatsbosbeheer, provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel en particulieren. Ze willen het leefgebied verbeteren door het gebied natter en groter te maken. Het is de bedoeling om de watergangen te dempen en drainage te verwijderen. De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen en heeft afspraken gemaakt met Waterschap Rijn IJssel, Staatsbosbeheer en de gemeente Winterswijk om het werk uit te voeren.

Natuurlijk Achterhoek, gemeente Winterswijk

Wooldse Veen

Wooldse Veen is een fraai hoogveengebied van 65 hectare met veenputten en veendijken, broekbos en graslandjes met hei. Deze zijn ontstaan nadat het veen vroeger is afgegraven en gebruikt is voor turf. Samen met het aangrenzende Duitse Burlo-Vandingholter Venn vormt het een uitgestrekt en waardevol gebied. Door de grote afwisseling in de bodem en de afwisseling in natte en droge plekken komen er veel bijzondere planten en dieren voor. In de veenputten is door herstelwerkzaamheden nieuw hoogveen ontstaan. Daarin groeit o.a. zonnedauw, lavendelheide, klein veenbes en veenmos. Je vindt er insecten als de zwarte heidelibel en de hoogveenglanslibel en vlinders zoals het groentje. Andere zeldzame dieren die je in het veen kunt treffen zijn de kamsalamander en hazelworm.

Een vlonderpad voert zowel door het Wooldse Veen als door het Burlo-Vardingholter Venn.  Het Wooldse Veen is een kwetsbaar gebied. Blijf daarom altijd goed op de paden. In natte seizoenen kun je het beste laarzen dragen; het kan dan erg drassig zijn. De grens is te herkennen aan grensstenen, die op bakstenen funderingen zijn geplaatst in verband met de natte gronden. Het Wooldse Veen is eigendom van Natuurmonumenten en van particulieren.

Korenburgerveen

Het Korenburgerveen is vanaf de 14e eeuw afgegraven. In de oude veenputten vormt zich nieuw hoogveen, ook wel levend hoogveen genoemd. Dat is bijzonder, want ons land telt nog maar 100 hectare hoogveen. Het is voor Nederland een uniek gebied met vennen, vochtige blauwgraslanden, moerasbos en vochtige heide en je vindt er het zeldzame veenmos. Korenburgerveen, 490 hectare groot, herbergt het grootste moeras van Oost-Nederland. Er komen veel soorten voor die we in Nederland en zelfs in Europa nog maar weinig tegenkomen, zoals een van Nederlands grootste populaties van de hoogveenglanslibel. De enorme variatie aan planten trekt veel verschillende vogels aan. Er broeden water- en moerasvogels zoals blauwborst en roerdomp. De laatste jaren zijn zelfs kraanvogels gezien. Om het Korenburgerveen ‘natter’ te maken zijn al talloze maatregelen genomen. Ondere andere zijn damwanden aangebracht om het water in het veen goed vast te houden. Van ontwatering door de omliggende landbouwgronden is nauwelijks sprake meer. Het Korenburgerveen is eigendom van Natuurmonumenten, Stichting Marke Vragender Veen en particulieren.

Het hele jaar door is het Korenburgerveen een aantrekkelijk wandelgebied. In het voor- en najaar worden excursies gegeven, omdat daar dan bijzondere planten bloeien en er veel vogels zijn. Vanwege de kwetsbaarheid is het veen, behalve tijdens excursies, alleen toegankelijk op het Meddoseveenpad. Dit gemarkeerde pad (5 km) is vaak modderig.

Het Corlese Veen en Meddose Veen zijn onderdeel van het Korenburgerveen. Aangrenzend ligt het Vragender Veen in de gemeente Oost Gelre. Noordelijk van de gemeente Winterswijk ligt in Duitsland nog het Zwillbrocker Venn, dat vooral bekend is om de flamingo’s die er jaarlijks terugkeren om te broeden. Het Duitse veen beslaat ongeveer 157 hectare en valt ook onder Natura-2000. Het hele gebied maakt onderdeel uit van het parelsnoer van veengebieden op de Duits-Nederlandse grens.

Tot slot

Rond de Natura-2000 gebieden is landbouwgrond omgezet in nieuwe natuur. De voedselrijke bovenlaag van de landbouwpercelen wordt afgegraven. Wat overblijft is voedselarme grond waar zeldzaam geworden planten en dieren zich kunnen ontwikkelen. Lees nog meer over de flora, fauna en natuurwaarden van de Natura-2000 gebieden op de site van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De steengroeve

Iedereen kent wel de steengroeve van Winterswijk. Een bijna on-Nederlands landschap in de buurtschap Ratum. Dit unieke gebied is sinds 1933 door zandafgraving ontstaan. Hier komen 240 miljoen jaar oude kalksteenlagen aan de oppervlakte. Het gesteente stamt uit het geologisch tijdvak Trias.

De oostelijke Achterhoek is in het zeer verre verleden een ondiepe zee geweest, met bijbehorend leven. In de loop der tijd zijn er al meerdere ontbrekende schakels uit de evolutie teruggevonden, zoals fossielen van vissen, krabben en weekdieren; ook schelpen en botresten en pootafdrukken van (dino)sauriërs die er geleefd hebben. De geologische waarde is groot!

In vakliteratuur voor geologen en palentologen duiken vaak Winterswijkse namen op. Pootafdrukken van een sauriër krijgen de toevoeging ‘winterswijkensis’ en ‘ratumensis’ naar de vindplaats. Amateurgeoloog Herman Winkelhorst deed door de jaren heen tal van bijzondere vondsten. De Aaltenaar heeft zelfs een nieuwe vissoort ontdekt tussen de stenen van de groeve: de saurichthys, een klein visje met snuit. De belangrijkste vondsten uit de steengroeve zijn opgenomen in de collectie van Naturalis in Leiden. Ze zijn te zien in een vitrine bij de entree van het natuurmuseum. Met als opschrift: Winterswijk.

De steengroeve bestaat feitelijk uit drie delen. Een deel wordt geëxploiteerd door Sibelco, die er kalksteen wint (muschelkalk). De andere twee zijn aangewezen als beschermd natuurgebied en zijn dus niet meer in gebruik. De bodem in de verlaten steengroeve is droog en heideachtig. Door de kalk in de grond is een bijzondere biotoop ontstaan. Onder andere komt de rugstreeppad er voor. En de oehoe, een van de grootste uilen ter wereld, is één van de unieke bewoners. Ook de natuur rondom de steengroeve, Willinks Weust geheten, is de moeite waard en heeft de status van Natura 2000-gebied.

Aan de oostelijke rand van de middelste groeve is een uitzichtpunt gerealiseerd. Dit verschaft bezoekers een prachtige blik in de werkzame groeve. De gesloten steengroeve is jaarlijks vanaf 1 april tot 1 november te bezichtigen. Op woensdag en zaterdag zijn er dan excursies van circa anderhalf uur, waarvoor je je moet aanmelden bij de VVV. Tijdens de wandeling leer je meer over de uitzonderlijke geologische kwaliteiten van het gebied, de bijzondere natuurwaarden, de historie van het coulissenlandschap en de toekomstplannen rondom de steengroeve. De Stichting Terra Temporalis wil een bezoekerscentrum creëren ‘om de steengroeve te beleven’ en de geschiedenis in beeld te brengen. Tot slot is er elk jaar of om het jaar in augustus een groots opgezette musical, waarin honderden Winterswijkers figureren. De 30 meter diepe steengroeve vormt dan het spectaculaire decor voor het theater. In 2019, dertig jaar na de eerste opvoering in de groeve, was Die Zauberflöte van Mozart weer te zien en te horen. Ruim 12.000 liefhebbers genoten van het spektakelstuk.

Beken en beekbossen

In de gemeente Winterswijk vind je veel beken en beekbossen. De beken hebben grotendeels een natuurlijk karakter en zijn van het ‘Hoogste Ecologische Niveau’ (HEN). De Boven-Slinge is de grootste min of meer natuurlijke beek. Hij kabbelt door natuurgebied de Bekendelle, het bekendste beekbos van Winterswijk, en door Buskersbos. De Ratumse beek, ook zo’n juweeltje, stroomt door het loofbos Döttingrade en door landgoed Bönnink. Deze meanderende beken hebben een prachtige begroeiing. Ze zijn teruggebracht naar hun natuurlijke loop en hebben een hoge ecologische waarde. De beken ontspringen allemaal in Duitsland en kronkelen naar het centrum van Winterswijk, om daarna door te stromen naar de Boven-Slinge richting Bredevoort-Aalten of naar de Groenlose Slinge, richting Groenlo-Borculo.

Niet alle beken stromen door de bossen. Je hebt bijvoorbeeld ook nog de Willinkbeek of de nog smallere Vennevertlose Beek; de Schaarsbeek die ontspringt in het Korenburgerveen; de Stortelersbeek in het Woold en de Limbeek die onder de oude spoorlijn Bocholtse Baan doorgaat.

Het Waterschap Rijn en IJssel voerde in 2018 kleinschalige beekherstelwerkzaamheden uit op acht locaties langs vier beken, namelijk langs de Ratumse Beek, de Willinkbeek, de Boven-Slinge en de Osink-Bemersbeek. Het beekherstel bestond uit aanpassingen van de beek, aantakken van een oude meander en het aanbrengen van beekbegeleidende beplantingen. Verder zijn er puinbestortingen en beschoeiingen verwijderd, die in het verleden zijn aangebracht.

Meer mooie plekken

Er zijn meer mooie plekken in de Winterswijkse natuur: het bos Döttinkrade en het Buskersbos. Of het Nonnenven dat onderdeel is van natuurgebied de Borkense Baan in de buurtschap Woold. Ook mooi is het Nationaal Lindenarboretum, een nog relatief jonge bomentuin in Corle.

Döttinkrade

Döttinkrade is een loofbos aan de Ratumse Beek ten noordoosten van Winterswijk. Het bos van 24 hectare – ook wel Döttenkrö genoemd – is in 2018 flink uitgedund door Natuurmonumenten. De uitheemse soorten moeten plaatsmaken voor inheemse. De Amerikaanse Douglassparren en Japanse lariksen worden op den duur vervangen door fladderiep, winterlinde, zoete kers en haakbeuk. Daarnaast worden struiken als hazelaar en inheemse vogelkers gestimuleerd om te groeien. Omgevallen bomen en dikke takken worden niet opgeruimd. Juist dat dode hout is goed voor de natuur, omdat er tal van insecten en vogels van profiteren. Allemaal goed voor de biodiversiteit.

In 2003 is in in samenwerking met het Waterschap Rijn en IJssel de oorspronkelijke meanderende loop van de Ratumse beek hersteld. Nu het beekdal weer natter is geworden, keert de oorspronkelijke vegetatie langzaam terug. Aan een oever groeit het zeldzame schaafstro. Dat maakt dit bos zo bijzonder. In de herstelde beekloop zijn de zeldzame beekprik (die als larf acht jaar in de natte beekbodem verblijft) en de beekschaatsenrijder weer aangetroffen. De 10 km lange Ratumse beek verbindt Döttinkrade met het aangrenzende Bönnink.

Buskersbos

Het Buskersbos in de buurtschap Brinkheurne staat vol oude loofbomen. De Boven-Slinge stroomt aan de rand van dit bos, zuidelijk van Winterswijk. Dankzij het water groeit er veel moois in het Buskersbos. Langs de beek staan mispel, vogelkers en es. En in het voorjaar ziet de bodem wit van de bosanemonen. Op de hogere, zandige bodem groeien eiken. In het voorjaar staat het vol met pinksterbloemen op de graslanden rond het bos. Daarnaast zijn er verschillende poelen in het natuurgebied. Wanneer je hierin goed kijkt, vind je kamsalamanders en kleine watersalamanders. Met een beetje geluk zie je bovendien een ijsvogel rondom de beek. Tegenover het Buskersbos (aan de andere kant van de Kottenseweg) ligt het Stemerdinkbos, ook een van de oudste beekbossen in de omgeving van Winterswijk; de Boven-Slinge stroomt hier eveneens doorheen. En het Buskersbos ligt niet ver van de Borkense Baan, een ander mooi stukje natuur.

Borkense Baan

De Borkense Baan was ooit een drukke spoorbaan. Inmiddels is het een bijzonder natuurgebied geworden. Langs het verlaten tracé liggen bos- en heidegebiedjes met hier en daar poelen en vennen.

De Borkense Baan werd tussen 1875 en 1878 aangelegd. Van 1880 tot 1979 was de spoorlijn volop in gebruik voor het kolentransport tussen Winterswijk en het Ruhrgebied. Direct over de grens passeerde de trein het plaatsje Borken. Na de sluiting van de spoorlijn bleven de rails grotendeels liggen en raakten overwoekerd door planten en gras. Er ontstond een rijke flora en fauna. In 1989, bij het 150-jarig bestaan van de NS, werd het traject door de NS deels aan Natuurmonumenten en deels aan het Geldersch Landschap geschonken. Beide instellingen wilden de Borkense Baan als natuurreservaat behouden. Natuurmonumenten liet in de loop der tijd rails en bielzen verwijderen, maar de stichting Geldersch Landschap liet haar 1,5 km spoor intact en dat stuk ligt er vandaag de dag nog steeds.

Langs de spoorlijn lagen grindgaten, zogenaamde ballastputten. Dit zijn putten waar het materiaal is gedolven voor het verhogen van het tracé waarop de spoorlijn moest worden aangelegd. Vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw ontstond langs het spoor een ven- en heidegebied, dat ecologisch zeer waardevol is. Een van de vennen heet het Nonnenven, een leefgebied voor bijzondere planten en dieren. Het natuurgebied rond de Borkense Baan wordt actief beheerd om een afwisselend landschap te creëren. Nu verovert de natuur het gebied terug: reptielen en 25 soorten vlinders en bijzondere libellen zijn populaire nieuwe bewoners van het natuurgebied. Vooral de zandhagedis voelt zich helemaal thuis op de Borkense Baan. Op het grindbed van de oude spoorbaan kan hij zich heerlijk opwarmen.

Nationaal Lindearboretum

Het Nationaal Lindearboretum aan de Meenkmolenweg is een mooie plek in de buurtschap Corle, maar nog altijd vrij onbekend bij het grote publiek. Liefhebbers weten het bomenmuseum echter wel te vinden. Al is het parkachtige geheel door mensenhanden aangelegd, inmiddels is het zo volgroeid dat het natuurlijk lijkt.

Het Nationaal Lindearboretum Winterswijk omvat ’s werelds grootste collectie lindebomen (Tilia). Het project is ontstaan in 1989 als initiatief van de Junior Kamer Oost-Achterhoek. Sindsdien zijn vrijwel alle soorten inheemse Tilia’s op dit terrein vertegenwoordigd. Daardoor zijn behoud van zowel soorten als groeivormen voor de toekomst verzekerd. De linde werd vroeger veel aangeplant op dorpspleinen en op andere markante plaatsen. Ze fungeerde vaak als gerechtsboom of als herdenkingsboom. Bij boerderijen en op binnenplaatsen werden de linden vaak tot leilinden of knotlinden gesnoeid. Vanaf 1987 is het in Nederland een trend om linden als daklinden te gebruiken. Alle snoei- en leivormen zijn op het arboretum aanwezig.

Het Lindearboretum is aangelegd bij het Pompstation Corle van Vitens. Het waterwinterrein is een interessant gebied. Ondanks de kleine oppervlakte is er veel afwisseling qua natuur; akkers met wilde flora en diverse waterpartijen. Het terrein is voorzien van wandelpaden en is vrij toegankelijk. In voorjaar en zomer zijn er regelmatig excursies. Een duidelijke uitleg van het hele project staat op prettig leesbare informatieborden.

Scholtengoederen

In het buitengebied van Winterswijk vind je de scholtengoederen. Idyllisch verscholen tussen het lommerijke groen staan de prachtige boerderijen annex landhuizen. Het ontstaan van de scholtengoederen voert terug tot in de Middeleeuwen. Tussen 1600 en 1800 groeiden de  horige boeren uit tot de grote rijke scholtenboeren. Scholten beheerden als een soort rentmeester een gebied voor de eigenaar van de grond; het hof van Gelre, de  graven van Lohn of de bisschop van Münster.

Omdat het gebied rondom Winterswijk erg afgelegen lag, bemoeiden de eigenaren van de grond zich niet met de gang van zaken. De scholten konden zich hierdoor gaan profileren als officiële eigenaren van de grond, wat ze dus feitelijk niet waren. Maar aan het begin van de 19e eeuw wisten ze toch officieel eigenaar te worden van het onroerend goed dat zij al eeuwenlang beheerden. Zij maten zich daarbij een grootste levensstijl aan. Delen van de grond verpachtten zij aan kleine boeren. Een echte scholte leefde grotendeels van de pachtopbrengsten en hield zich op eigen terrein bij voorkeur bezig met de bosbouw en het fokken en africhten van paarden. Tot ver in de 19e eeuw hadden de scholtenboeren een bevoorrechte positie in de gemeenschap. Ze speelden een belangrijke rol in de buurtschappen (bij begrafenis, huwelijk, verhuizing) en stichtten ook scholen. De grondbezitter trad op als handhaver van orde en recht, en had tevens de zorg voor het landschap. Dankzij hun aanpak is het kleinschalige landschap tot op de dag van vandaag behouden gebleven.

Scholtenboerderijen zijn statige boerenhuizen te midden van vaak grote boomgroepen. Het scholtenhuis heeft de vorm van een herenhuis, dat dwars vóór de oude boerderij is geplaatst. Veel scholtenboerderijen zijn rond 1900 bij een verbouwing ‘omgedraaid’, dat wil zeggen met de voorzijde naar de weg gekeerd. De oude toegangsweg tot het erf werd dan een rustieke bomenallee, waarmee het scholtengoed van boerderij tot landgoed werd omgetoverd. Vooral aan de oostkant van Winterswijk zijn nog veel goedbewaarde gebouwen te zien, zoals ’t Vriezenhuis.

Op veel van de scholtengoederen wonen nu nog nazaten van mensen die ooit de grond beheerden. Het onderhoud kost kapitalen. Soms richt de familie een stichting op voor het beheer van het scholtengoed. Nieuwe inkomstenbronnen worden gevonden in o.a. de zorg, woonruimte voor senioren, erfgoedlogies en vergaderfaciliteiten. Een aantal scholtengoederen is zo van de ondergang gered. Scholtengoed Roerdink bijvoorbeeld was in de eerste helft van de 19e eeuw de grootste grondbezitter, met maar liefst 250 hectare grond. Het goed heeft een nieuwe invulling gekregen met een mini-camping, bed & breakfast en vakantiehuis voor groepen. Roerdinkhof is een rijksmonument en bezit de oudste schuur van Nederland, daterend uit 1544. Ook gingen veel scholtengoederen in de tweede helft van de 20ste eeuw over in handen van Natuurmonumenten en Het Geldersch Landschap & Kasteelen.

Er is nog veel meer te vertellen over de scholtengoederen. Over echte scholten, tegederscholten en halve scholten en over het luiden van de ‘gruwelbel’ als de scholte zijn pachters nodig had voor een karweitje. Het voert te ver om er hier op in te gaan. Natuurlijk Achterhoek licht slechts een tipje van de sluier op van dit bijzonder interessante fenomeen uit het verleden. Meerdere boeken zijn over de scholten geschreven (zie verderop op de pagina Landschap). Er is ook een fietsroute langs de scholtengoederen in de gemeenten Winterswijk en Aalten, verkrijgbaar bij de VVV. Met een mooie beschrijving!

Natuurlijk Achterhoek, gemeente Winterswijk

Landgoederen

De gemeente Winterswijk telt zo’n 130 landgoederen, waarvan dus een aantal echte scholtengoederen zijn. Veel landgoederen zijn eigendom van terreinbeherende organisaties (tbo’s), zoals Natuurmonumenten, Geldersch Landschap & Kasteelen of Staatsbosbeheer. De eigenaren, waarvan de landgoederen de NSW-status (Natuurschoonwet) hebben, zijn verplicht om een deel van hun hun landgoed open te stellen voor wandelaars. Het IVN en de afdeling Oost-Achterhoek van de KNNV houden regelmatig een natuurwandeling langs oude en nieuwe landgoederen. Gidsen vertellen over het ontstaan en de achtergronden.

Een mooi voorbeeld van een ‘nieuw landgoed’ is Kotmans in de buurtschap Miste. Kotmans is een van oorsprong oude boerderij die sinds 1888 in het bezit van de familie Berenschot is. In 2002 is de boerderij gesaneerd en werden de stallen gesloopt. In 2004 is begonnen met de aanleg van het landgoed. Samen met het waterschap is een ‘antiverdrogingsproject’ tot stand gekomen, ongeveer 4 hectare bos is aangeplant en 4 hectare cultuurgrond is verschraald. Langs de essen zijn weer steilranden aangebracht en er zijn drie poelen gegraven. Verder is er een kelder voor vleermuizen.

Bij de start van landgoed Kotmans in 2004 is ook begonnen met de aanleg van het Schrieverspad. Het is een wandelpad, waarlangs verschillende soorten bomen staan, die zijn gekozen door dialectschrijvers of door mensen die zich voor de Nedersaksische taal verdienstelijk hebben gemaakt. Bij elke boom staat een bordje met daarop de naam van de boom en een paar korte dialectregels van de ‘schriever’. Inmiddels is er een prachtige laan ontstaan, een verbinding tussen natuur en cultuur. In het bezoekerscentrum wordt in de zomer altijd twee keer een dialectavond gehouden. Op die manier wordt de band van landgoed Kotmans met de streektaal en de streekcultuur levend gehouden. Ook worden er zwerfstenen en fossielen tentoongesteld, die bij graafwerkzaamheden op het landgoed aan de oppervlakte zijn gekomen.

Authentieke elementen

Berenschot’s Watermolen

Aan de rand van natuurgebied de Bekendelle in het Woold vind je de eeuwenoude watermolen Berenschot. Berenschot’s Watermolen werd in 1652 als een dubbele watermolen gebouwd aan de Boven-Slinge. Het was een onderdeel van de havezate Plekenpol. In 1749 werd de waterkorenmolen herbouwd. De oliemolen die aan de andere kant van de beek stond, is verdwenen. Als G.W. Berenschot in 1911 de waterkorenmolen koopt, krijgt de molen de naam die het tegenwoordig nog draagt.

Dit prachtige rijksmonument betreft een onderslag watermolen met een waterrad van 4.40 meter hoog en 86 cm breed. In 1988 is de molenaar gestopt met de maalderij. Het ambachtelijke deel van de molen werd gerestaureerd en in 1991 geopend als restaurant. Sinds 2010 runt de vijfde generatie van de familie Berenschot het horecabedrijf. Het terras is sfeervol gelegen aan de molenkolk. In 2015 zijn de stuw, het waterrad, de kademuren en de brug weer opnieuw gerenoveerd. Dankzij het draaiende waterrad kunnen mensen nog kennismaken met het oude ambacht op de oorspronkelijke plaats. Er worden regelmatig rondleidingen gegeven.

Berenschot’s Watermolen is een fietsknooppunt en een Toeristisch Overstap Punt (TOP) met een plek voor ruiter, paard en trailer. Van hieruit kunnen tochten worden ondernomen. In de molenwinkel zijn streekproducten te koop, evenals wandel- en fietsroutes, VVV-routes en informatie over de streek. Twee keer per jaar is er een grote kunstmarkt.

Watermolen De Olliemölle

De Olliemölle is een dubbele watermolen uit de 14e eeuw aan de loop van de Boven-Slinge; hij staat ook bekend onder de naam Den Helder-Boven Slinge In 2016 zijn de watermolens, stuw en brug gerenoveerd, met behoud van het cultuurhistorische karakter. De renovatie is onderdeel van het BOS-project: Bleekhuus, Olliemölle en Strandbad.

De oudste vermelding van de watermolen is van het jaar 1303. In 1686 werd de molen volledig herbouwd en stond vanaf dan bekend als Plekenpolse molen, genoemd naar de havezate. Het betreft een dubbele onderslag koren- en oliemolen. De korenmolen werd gebruikt voor het malen van rogge, haver en tarwe. De oliemolen sloeg olie uit lijnzaad, raapzaad, koolzaad en huttentut.

De molens zijn in hun bestaan vele malen van eigenaar verwisseld. In de 19e eeuw worden de molens hernoemd naar molenaar Hendrik Jan Helder, die eigenaar was van beide molens tussen 1860 en 1893. Later in 1922 werden de molens middels een veiling verkocht aan Derk Jan Berenschot, eigenaar van de stroomafwaarts gelegen ‘Nieuwe Molen’, nu bekend als Berenschot’s Watermolen. Hij kocht ze om concurrentie voor zijn eigen molen buiten spel te zetten. Vanaf 1923 zijn de molens dan ook niet meer in bedrijf. De oliemolen werd verkocht aan Te Selle die er eerst een timmerwerkplaats en later een ijssalon in vestigde. De Winterswijkse vastgoedhandelaar Hans Jansen is sinds 2015 de nieuwe eigenaar. Hij liet de voormalige korenmolen en oliemolen renoveren en verbouwde ze tot drie molenaarswoningen, geschikt voor de verhuur. Vanaf het terras van restaurant De Gulle Smid heb je een mooi uitzicht op deze mooie plek. De pittoreske ligging wordt vaak gefotografeerd. En je kunt er ook nog een bootje huren.

Natuurlijk Achterhoek, gemeente Winterswijk

Om het watermolencomplex loopt met een grote lus de voormalige Losbeek. Deze Losbeek werd vroeger gebruikt om het teveel aan water bij pieken in de waterafvoer om de molens heen te leiden. Ook werd de Losbeek gebruikt als wateraanvoer voor de visvangst (bij hoog water) rond de oude havezate Plekenpol. In 2010 is de voormalige Losbeek, die over landgoed Den Schooten loopt, ingericht als vispassage. Zo kunnen vissen de stuw passeren en stroomopwaarts zwemmen op zoek naar een geschikt leefgebied.

De Bleekweide

De Bleekweide ligt tussen de Olliemölle en het Strandbad;  je komt er via de poort tegenover het restaurant De Gulle Smid. Deze route gaat over een oever van de Boven-Slinge en leidt naar een open gebied met slootjes, de bleekweiden. Aan de rand staan twee hoge vierkante schoorstenen; het zijn de restanten van het bleekhuis. De bleekweide heeft tussen 1800 en 1940 dienst gedaan als bleekveld voor een viertal Winterswijkse textielfabrieken. De lakens werden met wagens aangevoerd via de Bleekdiek, in de beek gespoeld en daarna over het gras uitgelegd om in de zon te bleken. Meerdere keren per dag werden de lakens met water uit de geteklomp, een enorme houten lepel, natgehouden. Na een laatste spoeling werden de doeken op de zolder van het bleekhuis te drogen gehangen. Het hele proces van bleken kon weken duren.

De bleekweide met haar slotenpatroon is deels in bezit van Natuurmonumenten en deels van een particulier. Het is nu een natuurterrein en is een van de laatste restanten van de bloemenrijke, vochtige hooilanden die ooit overal langs de beek hebben gelegen. Een kunstwerk geeft weer hoe in het verleden het te bleken textiel werd bevochtigd. De schildering op het kunstwerk sluit -vanaf een bepaald gezichtspunt- precies aan op het achterliggende landschap. Er treedt daarbij een bijzondere en transparante zinsbegoocheling op: een mengeling van de werkelijkheid met het door de kunstenaar vervaardigde beeld.

Uitleg over het was- en bleekprocedé en oude foto’s staan op een informatiebord. De bleekweide maakt onderdeel van de Traproute langs de Winterswijkse cultuurhistorie. Overigens is de Bleekweide ook te bereiken via de parkeerplaats van het Strandbad.

Natuurlijk Achterhoek, gemeente Winterswijk

Spieker Kössink

Een zeldzaam stukje erfgoed vind je bij Erve Kössink aan de Kremerweg 1 in Huppel. Spieker Kössink is een oude graanopslag uit de 18e eeuw. Het woord spieker zou afgeleid zijn van het Latijnse ‘spicarium’, hetgeen korenschuur betekent. In Duitsland kennen ze het woord Speicher voor zo’n graanopslag.

Spieker Kössink is een rijksmonument met houten pen-gatverbindingen die de eiken balken van het gebouw op hun plaats houden. Oerdegelijk ambacht. De gevel is in ossenbloedrood geverfd, kenmerkend voor de streek. Het graan droogde op de strodokken op de zolder. Bovenin hangt een touw aan een reuzenkatrol om de zakken graan naar boven te hijsen. Onderin de spieker werd gewoond. De bewoners keken naar buiten door kleine ramen met vierkante ruitjes.

Al begin 1300 heeft er op deze plaats een graanopslag gestaan. Uit 1319 stamt een document waarin Arnoldus Warmelo meldt dat hij de spieker verkoopt aan het Stift (een soort klooster) in Vreden (Duitsland). Het is daarna verschillende keren herbouwd. Het huidige monument dateert uit 1720. In 1970 kwam de sterk vervallen spieker voor een bedrag van 16.096 gulden in handen van de Van der Lugt Stichting, die het volledig restaureerde.

De naastgelegen boerderij ’t Kössink is ook een rijksmonument en in handen van stichting Geldersch Landschap & Kasteelen. Ze vormen een twee-eenheid. De boerderij is nog volop in bedrijf. Dat geldt niet voor de korenspieker. Daarin heeft de Vereniging Het Museum haar expositieruimte met een verzameling oude, vooral agrarische voorwerpen, maar ook een ‘omafiets’ en een groot weefgetouw. In een apart kamertje staan de attributen van een klompenmaker. Het  museum is alleen op afspraak via Vereniging Het Museum te bezoeken. Ook op Open Monumentendag in september zijn belangstellenden welkom.

De korenspieker in Huppel is een van de twee authentieke vakwerk-spiekers in Nederland. De tweede – de Ravenhorst – staat toevallig ook in de gemeente Winterswijk, en doet dienst als vakantiehuis. De landschappelijke en cultuurhistorische waarde is zeer groot.

Vlasoven

Naast Spieker Kössink staat een vlasoven uit de 18e eeuw, afkomstig van boerderij Veenhuis in het Woold. Het vlas werd mogelijk gebruikt voor de textielindustrie in Winterswijk. Vlas moet goed droog zijn om het te kunnen verwerken. Het oventje werd heet gestookt. ’s Avonds als het vuur gedoofd was en de as verwijderd, legde men het vol met vlas. De volgende ochtend was het dan droog genoeg om te gebruiken.
Naast de vlasoven in het Openluchtmuseum te Arnhem is dit exemplaar nog de enige die er in ons land bestaat. Het is de bedoeling dat de vlasoven zal worden teruggeplaatst naar het landgoed Te Veene in ’t Woold. Terug naar de historische plek, in de nabijheid van boerderij Veenhuis, de plek waar eeuwenlang vlas werd verbouwd en bewerkt. Hij zal worden gerestaureerd en zo behouden blijven voor het erfgoed in Winterswijk en Nederland.
De Stichting Historische Kring Kotten zal een educatieve fietsroute ontwikkelen langs alle plaatsen die zo belangrijk waren voor de textielindustrie in de jaren twintig van de 20ste eeuw, zoals Winterswijk, Aalten en Oeding in Duitsland. Uiteraard wordt de vlasoven dan ook in de route opgenomen.

Boeken

Beleef de Natuur in Winterswijk, zo heet het prachtige boek van Bernhard Harfsterkamp en Jan Stronks, twee natuurkenners bij uitstek. Het is een inspirerende ontdekkingstocht in het Nationaal Landschap. Een helder en informatief boek met mooie foto’s, een must voor iedereen die de natuur in Winterswijk een warm hart toedraagt. Het is niet meer op voorraad bij de uitgeverij, maar nog wel verkrijgbaar bij de Winterswijkse boekhandels.

‘Op zoek naar natuur en erfgoed rond Winterswijk’ gaat over heksenkringen, uilskuikens en klotendolken. Het boek is in 2018 uitgegeven vanwege het 100-jarig bestaan van de lokale afdeling van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging in 2018. Het is eigenlijk geschreven voor kinderen, maar het is interessant voor iedereen. Korte verhalen van Ronald Harxen en mooie foto’s van Jan Stronks, in 2018 uitgegeven door Fagus in IJzerlo.

In 2018 verscheen een informatief boekje over landgoed Mentink met de vijf bijbehorende boerderijen. De auteurs hebben zich verdiept in de geologische geschiedenis en in de historie van het landgoed rond boerderij ’t Mentink, waar gastgalerij Ankomm’n is gevestigd. Het gaat bijvoorbeeld over hoe de laatste ijstijden van invloed zijn geweest op het landschap. En ook over de leegloop van ‘t Mentink in 1847 tijdens de emigratiegolf naar Amerika. Het Mentink vormt een groene verbinding tussen het Korenburgerveen en de Bekendelle. Sinds 1975 is het in bezit van Vereniging Natuurmonumenten.

Eind 2016 verscheen het lijfige boek ‘Scholtengoederen rondom Aalten, Dinxperlo en Winterswijk’. Een standaardwerk over de scholten van de hand van Arjan Ligtenbarg. Hij belicht uitgebreid de standenmaatschappij die vooral in de buurtschappen ver werd doorgevoerd. Het boek geeft een compleet overzicht en inzicht in de ontstaansgeschiedenis tot en met de tegenwoordige tijd. ,,Het is een schematisch boek met bondige teksten en foto’s, zodat iedereen kan zien om welke boerderijen het gaat’’, aldus de auteur bij de presentatie in de Roerdinkhof. Dat was indertijd een van de grootste scholtengoederen.

‘De wereld van het Vriezenhuis’ is opnieuw een boek over de scholtengoederen van de hand van Arjan Ligtenbarg, uit 2020. Dit boek over het statige Vriezenhuis in het Woold beschrijft de geschiedenis van het huis, aangevuld met verhalen en foto’s over het scholtensysteem en het landschap rondom Winterswijk. Volgens Ligtenbarg heeft de Achterhoek veel aan de scholtenboeren te danken. De slechte naam die de landbeheerders kregen door verhalen over machtsmisbruik en uitbuiting, is volgens hem niet terecht. Dankzij de scholtenboeren kunnen we nu nog genieten van de bossen en het afwisselende landschap.

Oossink – 800 jaar scholtengoed in de buurtschap Kotten bij Winterswijk. Dat is de titel van het boek van drs. Jan Meijer, woonachtig op de scholtenboerderij. Het gaat over historische gebeurtenissen op macro- en microschaal die zich tussen 1200 en 2000 afspeelden in het grensgebied tussen Nederland en Duitsland. Met als hoofdpersoon het oude scholtengoed Oossink, voor zover het bij die gebeurtenissen rechtstreeks of zijdelings betrokken is geweest. Het bijzondere aan Oossink is dat het er na al die eeuwen nog altijd bijna net zo uitziet als toen het omstreeks 1220 werd gesticht. De scholtenboerderij is een rijksmonument.

Gids voor de Winterswijkse Steengroeve (2020) geeft een overzicht van dit bijzondere geologische erfgoed voor het grote publiek. De fossielen hebben een ouderdom van 245 miljoen jaar en bieden een unieke blik op de Nederlandse prehistorie. Een belangrijke vondst is bijvoorbeeld de oudste pissebed. De groeve is dan ook van groot belang voor wetenschappers, maar ook voor natuurliefhebbers en het toerisme. Auteur is professor Jelle Reumer. Hij is palenteoloog (bestudeert fossielen), is in de groeve actief  als onderzoeksleider en is bestuurslid van Terra Temporalis, de stichting die een bezoekerscentrum bij de groeve wil bouwen. Veel mensen volgen de oehoe die in de achterste groeve broedt of bezoeken het Steengroevetheater.

Dit zevental boeken is een greep uit het aanbod boeken over het landschap van Winterswijk.

Organisaties en subsidies

Er zijn tal van organisaties die streven voor het behoud en herstel van het landschap in Winterswijk. Sommige houden zich alleen bezig met landschap en erfgoed in Winterswijk, maar de meeste zijn actief in de héle Achterhoek.

De stichting Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk (WCL) ijvert voor het behoud, herstel en ontwikkeling van het buitengebied van Winterswijk. De WCL doet dat aan de hand van vijf thema’s – leefbaarheid, land- en tuinbouw, natuur- en landschapsbeheer, cultuurhistorie, recreatie en toerisme – en ondersteunt projecten op dit gebied.

De provincie Gelderland werkt samen met de gemeente Winterswijk en Waterschap Rijn en IJssel aan de bescherming en het herstel van de natuur als onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Ook de terreinbeherende organisaties doen mee, zoals Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Geldersch Landschap & Kasteelen.

De VALA staat voor Vereniging Agrarisch Landschap Achterhoek. De zes agrarische natuurverenigingen willen het karakteristieke landschap van de Achterhoek voor de toekomst behouden, mét de flora en fauna die daarbij hoort. In het verleden konden boeren en particulieren zelf subsidie aanvragen bij de overheid. Sinds 1 januari 2016 verloopt dat geheel via de agrarische collectieven; zij zijn de uitvoerder van de provinciale subsidieregeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb).

Winterswijk maakt gebruik van de Landschapsregeling, een provinciale regeling voor landschap en biodiversiteit. Particulieren kunnen via de gemeente subsidie aanvragen voor o.a. de aanleg van houtwallen, poelen, hoogstamfruitboomgaarden, struweel, steilranden en wandelpaden. Het PAN, Particulier Agrarisch Natuurbeheer, is een van de uitvoerende partijen van de Landschapsregeling. Ook voor de leefbaarheid en verbondenheid in de kernen helpt de provincie met subsidie.

Met het plattelandsontwikkelingsprogramma, POP3, werkt de Europese Unie aan het platteland, zodat het innoveert, duurzamer wordt en de leefbaarheid verbetert. Agrariërs, natuur- en landschapsorganisaties, gemeenten, waterschappen en samenwerkingsverbanden komen in aanmerking voor subsidie van dit fonds.

De StiVLA, Stichting Vrijwillig Landschapsbeheer Achterhoek, wil de kwaliteit van het landschap in de Achterhoek verbeteren met vrijwilligers. De aanbieders van werk zijn bijvoorbeeld particulieren in het buitengebied, agrariërs, overige grootgrondbezitters en instanties zoals de gemeente en Staatsbosbeheer. Binnen StiVLA zijn twee werkgroepen actief, een onderhoudsploeg en een hakhoutbrigade.

LEADER Achterhoek heeft subsidie beschikbaar voor lokale initiatieven en goede ideeën die de leefbaarheid op het platteland verbeteren. De projecten moeten te maken hebben met de thema’s sociale cohesie, streekvoedsel, recreatie in de Achterhoek of versterken van de circulaire economie. Op de website kun je alvast een quickscan doen of een project in aanmerking komt voor een subsidie.

De Erfgoed Klusbrigade levert ook graag een bijdrage aan de schoonheid van het landschap, door voor de streek karakteristieke objecten te behouden. Het gaat om kleine cultuurhistorische objecten, zoals een kippenhok, waterput, hooiberg, bakoven of een wevershuis.

Dan is er ook nog de Stichting Erfgoed & Nationaal Landschap Winterswijk. Zij maakt zich sterk voor de historische erfgoederen, waarvoor een toekomstvisie ontbreekt. De stichting probeert samen met de eigenaar een toekomstvisie te ontwikkelen met behoud van de eigen identiteit. Ook de voorbereiding, organisatie en uitvoering van het project zijn bij de taken inbegrepen.

Samen met de gemeenten Aalten en Oost Gelre heeft Winterswijk erfgoedbeleid opgesteld voor de periode 2021-2024 onder de titel ‘Wi-j doet ’t samen’. Enkele thema’s zijn: Historische interieurs, Wederopbouw, Kerkenvisie Oost Achteroek, Energietransitie en erfgoed, het Cultuur- en Erfgoedpact. Verder is er o.a. aandacht voor de instandhouding van het erfgoed, de rol van vrijwilligers en lokale projecten. ‘Wi-j doet ’t samen’ is een lijvig en interessant project. Het beleid is te lezen in de Erfgoednota 2021-2024.